Sociologen Ralf Kaptijn en Fleur Thomése van Vrije Universiteit Amsterdam onderzochten het effect van ‘oppassende’ grootouders op de vruchtbaarheid van hun kinderen. Zij vonden dat oppassen door opa en oma bijdraagt aan de verdere gezinsvorming.
De onderzoekers keken bij 182 ouderen met kleinkinderen hoe vaak ze in 1992 op hun kleinkinderen pasten en gingen na of oppassen gevolgen had voor gezinsuitbreiding acht jaar later. Gezinnen waar grootouders vaak oppasten hadden een aanmerkelijk grotere kans op gezinsuitbreiding dan gezinnen waar grootouders niet op de kinderen pasten.
Dalende geboortecijfers in veel ontwikkelde landen worden toegeschreven aan de moeilijkheden van veel vrouwen om betaald werk en zorg te combineren. Kinderopvang is vaak slecht geregeld en emancipatie ten spijt is de zorg voor kinderen vrijwel overal een vrouwenzaak. Hierdoor kiezen veel vrouwen voor kleinere gezinnen, of stellen ze het krijgen van kinderen (te) lang uit.
Uit het onderzoek van Thomése en haar collega’s blijkt verder dat het effect van oppassen op de vruchtbaarheid vooral optreedt bij gezinnen met werkende moeders. Moeders die werken, kunnen blijven werken en werkzoekende moeders kunnen – in principe – gaan werken.