Het Nederlandse landschap is voortdurend in beweging. Van 1950 tot 1980 waren ruilverkavelingen de grootste bron van veranderingen in het landschap, daarna vooral de verstedelijking. Er is steeds minder grond beschikbaar voor landbouw. Dit blijkt uit analyses van het CBS. Dit is een artikel in een serie berichten waar de trends in de landbouw van de laatste decennia op een rij zijn gezet. Eerder verschenen berichten over schaalvergroting, de landbouwproductie en de landbouwexport.
In de eerste helft van de twintigste eeuw werden de veranderingen in het landschap vooral veroorzaakt door ontginning van woeste gronden voor de landbouw. In de jaren dertig zijn die ontginningen veelal uitgevoerd in het kader van werkverschaffing. Tijdens de wederopbouw in de jaren vijftig hadden de landschapsveranderingen vooral te maken met het veiligstellen van de voedselvoorziening. De kleine extensieve gemengde bedrijven moesten plaatsmaken voor grote, moderne bedrijven. De gedachte was dat door schaalvergroting, rationalisatie, specialisatie en mechanisatie het voor boeren mogelijk werd om voldoende voedsel te produceren en om een volwaardig inkomen te kunnen verdienen. Ruilverkavelingen hebben dit proces vergemakkelijkt. Door ruilverkaveling ontstaan grotere kavels, met grotere percelen, waarop zwaardere landbouwmachines gebruikt kunnen worden. Bovendien liggen die kavels dichter bij het bedrijf, wat de doelmatigheid van de bedrijfsvoering bevordert.
Minder heggen, bomen en slootjes na ruilverkaveling
Uit de landbouwtellingen blijkt dat de gemiddelde kavelgrootte toenam van 2,4 hectare in 1950 tot 5,0 hectare in 1990, om daarna weer te dalen tot 4,3 hectare in 2008. Het gemiddeld aantal kavels per bedrijf nam af van 4,5 in 1950 naar 3,3 in 1979, om vervolgens te stijgen naar 6,2 in 2008. De stijging van het aantal kavels is een gevolg van de afname van het aantal bedrijven en schaalvergroting bij de overblijvende bedrijven.
Bij de ruilverkavelingen zijn sloten en landweggetjes verlegd en andere afscheidingen tussen percelen, zoals heggen, houtwallen en bomenrijen, opgeruimd. Nieuwe, grotere wegen en waterwegen kwamen ervoor in de plaats. Wageningse onderzoekers hebben de veranderingen in het landschap tussen 1900 en 2003 met behulp van topografische kaarten, luchtfoto’s en veldverkenningen geanalyseerd. Op basis van een steekproef van gebieden, verspreid over het hele land, konden zij laten zien dat het aantal perceelgrenzen tussen 1900 en 2003 was gehalveerd. Het aantal verdwenen perceelgrenzen was het grootst bij de beplantingen (heggen, houtwallen, bomenrijen) tussen 1950 en 1980. Deze beplantingen waren vooral te vinden op de zandgronden van hoog Nederland. Tussen 1980 en 2003 gebeurde er vrijwel niets meer.
Verstedelijking vanaf de jaren tachtig
Na de ruilverkavelingen kwam vanaf 1980 een andere grootschalige ontwikkeling goed op gang: de verstedelijking. Na 1990 speelt verstedelijking zelfs de belangrijkste rol bij veranderingen in het agrarisch landschap. Voor het opvangen van de bevolkingsgroei, de vestiging van (nieuwe) bedrijven, en een verbeterde mobiliteit was steeds meer grond nodig. Tussen 1950 en 2016 is 550 duizend hectare cultuurgrond aan de landbouw onttrokken.
Tussen 1996 en 2012 hebben op veel plaatsen land- en tuinbouwbedrijven ruimte moeten maken voor woningbouw en bedrijfsterreinen. Dat kan worden geïllustreerd met de veranderingen van het bodemgebruik in het gebied rond de Haagse vestiging van het Centraal Bureau voor de Statistiek, in de wijken Ypenburg en Leidschenveen. Dit gebied, ten noorden van de A12 en ten oosten van de A4, was in 1996 voornamelijk agrarisch en behoorde tot het Groene Hart. Door bouwactiviteiten is de grens van het Groene Hart inmiddels verder naar het noorden en oosten verschoven.
Meeste landbouwgrond onttrokken voor bebouwing
Tussen 1996 en 2012 is 1 214 vierkante kilometer grond aan de landbouw onttrokken. Dat is een stuk land ter grootte van het gebied dat in de vorige eeuw op de zee is gewonnen: de Wieringermeer, Oostelijk Flevoland en de Noordoostpolder. Gemiddeld daalde de cultuurgrond met 7,5 duizend hectare per jaar. Van de verdwenen landbouwgrond zijn vooral bouwterreinen (240 km2), terreinen voor woningbouw (190 km2) en bedrijventerreinen (130 km2) gemaakt. Er kwam verder 140 km2 bos, 82 km2 geasfalteerde weg, 2,5 km2 volkstuintjes en bijna 2 km2 begraafplaats bij. In dezelfde periode is er ook nieuwe landbouwgrond bij gekomen, zo’n 170 km2. Daarvoor heeft veel bos moeten wijken (42 km2), maar ook wegen (37 km2) en open, nat natuurlijk terrein (22 km2).
Bron: CBS